Nanke Dokter

Hoofdstuk 2 Methode van onderzoek Welke onderzoeksopzet is er gehanteerd en waarom, welke participanten hebben deel- genomen, welke instrumenten, procedures en analyses zijn er gebruikt? 2.1 Opzet In dit onderzoek staat de leraar centraal. Het schooltaalstimulerende gedrag van de leraar, bestaande uit zijn eigen schooltaalgebruik en de schooltaalstimulerende strate- gieën die hij toepast, wordt empirisch onderzocht door middel van observaties tijdens de rekeninstructie. Om verschillen of overeenkomsten in het vertoonde gedrag van leraren te kunnen verklaren, wordt de relatie onderzocht tussen hun daadwerkelijk vertoonde schooltaalstimulerende gedrag in de onderwijspraktijk en achtergrond- kenmerken, contextfactoren en leraarkenmerken. De achtergrondkenmerken, context- factoren en leraarkenmerken worden onderzocht door middel van een kennistoets, een schrijftest en een vragenlijst. De opzet van het onderzoek is schematisch weergegeven in Figuur 2.1. Figuur 2.1 Schematisch overzicht van de onderzoeksopzet VRAGENLIJST TOETS SCHRIJFTEST OBSERVATIE-INSTRUMENT Leraarkenmerken Schooltaal- stimulerend gedrag van de leraar tijdens rekeninstructie in groep ¾; Schooltaal- aanbod en schooltaal- stimulerende strategieën Filter van contextfactoren •didactische werkvorm •groep 3/4 •groeps- grootte •populatie leerlingen • lesstof Achtergrond- factoren • leeftijd • jaren ervaring (in groep3/4) •voor- opleiding Kennis •schooltaal- kenmerken •schooltaal- stimulerende strategieën Attitude •cognitief •affectief •zelfbeeld Eigen schooltaal- vaardigheid Ontwikkeling schoolse taalvaardigheid bij leerlingen Leraar Onderwijspraktijk 2

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0