Anna Brouwer

9 Nederlandse Samenvatting De verdikking van de INL bevond zich meer in het centrale deel van het netvlies, terwijl de verdunning van de IPL zich meer aan de buitenste ringen van de ETDRS grid bevond. Het gebied dat met de OCT is onderzocht, is het (kleine) centrale deel van het netvlies. Met het ERG wordt de functie van het gehele netvlies gemeten. Als er dus ook een verdunning van de IPL in de perifere retina is, en alleen een centrale verdikking van de INL, kan dit inhouden dat deze verdunning een groter effect op het ERG heeft dan de verdikking van de INL. Naast de verandering in de IPL en INL, zagen we ook verschillen in diktes in andere lagen: de retinal nerve fiber layer (RNFL), de ganglion cell layer (GCL), inner segment/outer segment layer (IS/OS), outer segment layer (OSL), en de outer segment photoreceptors/retinal pigment epithelium complex (OPR). Meestal waren de lagen dikker in ogen met een vertraagde b-golf, behalve de OPR, welke verdund was. Deze bevindingen laten zien dat er een relatie is tussen een veranderde functie van het netvlies en veranderingen in de structuur van het netvlies. Welke van deze veranderingen eerder optreedt, en of een van beiden beter geschikt is in het opsporen van schade, moet in toekomstig onderzoek onderzocht worden. Kinderuveïtis en jeugdreuma (JIA) geassocieerde uveïtis. In de eerdere hoofdstukken werd gekeken naar volwassen patiënten met uveïtis. In Hoofdstuk5 onderzoekenwedeERGs vanpatiëntenmet niet-anterieure kinderuveïtis. Deze patiënten hadden een ERG gehad om een retinale dystrofie uit te sluiten. Retinale dystrofieën kunnen soms lijken op uveïtis, maar in tegenstelling tot uveïtis, is er helaas nog geen behandeling voor. Daarom is het van belang om ervoor te zorgen dat patiënten met een retinale dystrofie niet ten onrechte worden behandeld voor een uveïtis, en daarmee worden blootgesteld aan de mogelijke bijwerkingen van een voor hen niet effectieve behandeling. Daarnaast kan het van belang zijn voor zowel ouders als patiënten om op te hoogte te zijn van deze diagnose, omdat retinale dystrofiën erfelijk zijn. Bij de patiënten met niet-anterieure kinderuveïtis was de b-golf ook vaak verlengd, maar vaak in combinatie met een afwijkende 30 Hz flicker respons. Deze ERG afwijkingen werden, net als bij de volwassenen, vaker gezien bij een ernstiger inflammatie. De ogen met een afwijkend ERG hadden vaker cystoïd macula oedeem (CME) (p = .021) en een hevige vitritis (3+ cellen) (p = .021). De visus was gelukkig nog wel goed (mediaan 0.05 LogMAR, IQR 0.00 - 0.15 LogMAR) en ook verschilde de visus niet tussen ogen met of zonder een afwijkend ERG. Dit houdt in dat bij kinderuveïtis de functie van het netvlies kan zijn aangedaan als de visus nog relatief goed is. 179

RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0