Anna Brouwer
Ogen met een verbeterd ERG hadden vaker media troebelingen of een kleine pupil tijdens het eerste ERG (p < .001), terwijl ogen die verder verslechterden dit vaker hadden ten tijde van het 2 e ERG (p = .001). Mediatroebelingen en de pupilgrootte beïnvloeden hoeveel licht het netvlies kan bereiken, waardoor ze het ERG kunnen beïnvloeden: het is alsof er de respons op een zwakkere lichtflits wordt gemeten. De latentietijd van de kegel b-golf wordt langer naarmate de flitsen sterker worden. Bij een oog met media troebelingen, zal de latentietijd van de kegel b-golf dus eigenlijk langer zijn dan de latentietijd die is gemeten. Daardoor zou het kunnen dat de verschillen in ERG uitkomst worden overschat. In deze studie werden ogen met een pupilgrootte verschil > 1 mm geïncludeerd, zodat dat effect geen significante rol kon spelen op de uitkomsten. We zagen geen significante verschillen in behandeling tussen patiënten die verbeterden, verslechterden, of stabiel bleven op het ERG. Wel waren de patiënten die verbeterden vaker gestart met systemische immunomodulerende medicatie. Bij de patiënten die verslechterden, was een patiënt gestopt met systemische medicatie in de periode tussen de twee ERGs. Dat er in deze studie, en hoofdstuk 2, geen effect van medicatie is gevonden, kan onder andere liggen aan de diverse soorten behandelingen die zijn gebruikt en verschillen in de effectiviteit van behandeling tussen patiënten. Relatie tussen functie en structuur. In Hoofdstuk 4 is een mogelijke relatie onderzocht tussen een vertraagde b-golf en een verandering in dikte van de lagen van de retina. Hierom zijn met behulp van het software programma “Iowa reference Algorithms” de diktes van de verschillende retinale lagen geanalyseerd van de optische coherentie tomografie (OCT) scans die op dezelfde dag als het ERG zijn gemaakt. De diktes werden berekend in verschillende gebieden van het netvlies volgens de Early Treatment Diabetic Retinopathy Study (ETDRS) grid. Aangezien de b-golf gegenereerd wordt door de bipolaire cellen (en de Müller cellen), werd verwacht dat er verschil in retinale diktes zouden zijn in de lagen waar de bipolaire cellen zich bevinden: de inner plexiform layer (IPL), de inner nuclear layer (INL) en de outer plexiform layer (OPL). De IPL was verdund, en de INL was verdikt in ogen met een vertraagde kegel b-golf. We zagen geen verschillen in de OPL. De verdikking van de INL zou kunnen komen door inflammatoire deposities of zeer subtiel intraretinaal oedeem, maar de verdunning van de IPL zou kunnen duiden op cel verlies en daarmee permanente schade. 178 Chapter 9
Made with FlippingBook
RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0