Maarten van Egmond
170 Appendix andere vergelijkbare populaties die een thoracale chirurgische ingreep ondergaan, blijkt bij patiënten met slokdarmkanker die een operatie ondergaan het preoperatief fysiek functioneren niet geassocieerd te zijn met postoperatieve complicaties. In Hoofdstuk 3 is het pre- en postoperatieve beloop in fysiek functioneren onderzocht bij patiënten met slokdarmkanker die een operatie ondergaan, om beter te kunnen bepalen of er een fysiotherapeutische interventie geïndiceerd is, wanneer deze zou moeten plaatsvinden en wie mogelijk baat zou hebben bij deze interventie. Hiervoor zijn 155 patiënten met slokdarmkanker tussen maart 2012 en juni 2016 tweemaal preoperatief (3 maanden en 1 dag voor de operatie) en tweemaal postoperatief (5 dagen en 3 maanden na de operatie) onderzocht op fysiek functioneren en kwaliteit van leven. Met behulp van longitudinale regressietechnieken zijn de veranderingen in fysiek functioneren over de tijd geanalyseerd. Van de 155 patiënten die de operatie hebben ondergaan, zijn uiteindelijk bij 60 patiënten alle metingen uitgevoerd. Drie maanden postoperatief bleek het fysiek functioneren weer op het niveau te zijn van 3 maanden preoperatief, met uitzondering van handknijpkracht en vermoeidheid. Bovendien werd er geen verschil gevonden in het beloop van fysiek functioneren over de tijd tussen de groep patiënten met en zonder postoperatieve complicaties. Deze studie heeft aangetoond dat patiënten met slokdarmkanker gemiddeld genomen een goede preoperatieve conditie hadden, gerelateerd aan referentiewaarden. Daarnaast bleken alle patiënten 3 maanden na de operatie gemiddeld genomen weer op het oude niveau van fysiek functioneren uitgekomen te zijn, ongeacht het optreden van postoperatieve complicaties. Deze studie toont daarmee aan dat het niveau van preoperatief fysiek functioneren niet voor iedere patiënt per se een indicator is voor het postoperatieve herstel. Daarom is het van belang om eerst het pre- en postoperatieve functioneren van risicovolle chirurgische populaties te evalueren alvorens te bepalen of een fysiotherapeutische behandeling noodzakelijk is. In Hoofdstuk 4 is onderzocht of er een associatie bestaat tussen preoperatieve spierkracht en spiermassa bij patiënten met slokdarmkanker die een indicatie voor een operatie hebben, omdat uit eerder onderzoek bekend is dat deze aspecten onafhankelijke voorspellers zijn voor een vertraagd postoperatief herstel. Voor deze cross-sectionele studie kwamen 125 patiënten in aanmerking, waarvan uiteindelijk de CT-scans van 93 patiënten geschikt waren om de spiermassa te analyseren op het niveau van de derde lumbale wervel (L3). De gemeten spiermassa uit de CT-scans is vervolgens vergeleken met handknijpkracht, in- en expiratoire spierkracht van de ademhalingsmusculatuur en functionele beenspierkracht. Vervolgens zijn met lineaire regressietechnieken de associaties bepaald. De resultaten laten zien dat geslacht, gewicht, handknijpkracht en inspiratoire spierkracht onafhankelijk geassocieerd waren met spiermassa gemeten op L3. Al deze variabelen gezamenlijk verklaren 66% van de variabiliteit in spiermassa gemeten op L3. Deze studie toont aan dat er een duidelijke associatie is tussen
Made with FlippingBook
RkJQdWJsaXNoZXIy ODAyMDc0